DNA 2
strengen RNA 1
streng DNA
desoxyribose RNA
ribose DNA
thymine RNA
uracil DNA is een veel
groter molecuul (groot aantal genen) RNA 1 copie van
1 gen. enzym substraat product amylase pepsine kortere
eiwitketens lipase sacharase lactase lactose galactose +
glucose
1
Functies van eiwitten
2. De bouw
van eiwitten
a.een verbinding tussen twee aminozuren (zie afbeelding
hieronder)
b. water
3.Eiwitsynthese
Brengt de informatie van het gen naar de ribosomen in het
cytoplasma.
Schuift langs ribosoom, wordt afgelezen om aminozuren aan
elkaar te rijgen tot een eiwit.
DNA
RNA
zie
figuur
M-RNA is dus een kopie van 1 DNA streng ter grootte van 1
gen.
repressor(gen): codeert voor een eiwit dat de operator
remt (inhibitie) en dus de vorming van het uiteindeljke
enzym remt.
operator: stimuleert het aflezen van het structuurgen.
Dit laatste gen codeert voor het uiteinbelijke enzym.
Als het operatorgen geremd wordt, is een gen niet actief
en wordt het betreffende enzym niet gemaakt. Het gen is
dan "uitgezet".
De exons
4.Enzymen
Een enzymmolecuul past dus maar op één
bepaald substraatmolecuul.
Bij lagere temperaturen bewegen de moleculen te langzaam
en worden er geen enzym-substraatcomplexen gevormd
(minimumtemperatuur).
Hoe hoger de temperatuur hoe sneller de moleculen
bewegen. Dus hoe sneller de enzymwerking.
Bij te hoge temperaturen verandert de tertiaire structuur
van het eiwit (denatureren) en daardoor past het
enzymmolecuul niet meer op het substraat . Er vinden dan
geen omzettingen meer plaatst (maximumtemperatuur).
De ruimtelijke structuur van enzymen verandert ook als
enzymen enige tijd bewaart blijven.
De ruimtelijke structuur verandert sneller naarmate de
temperatuur hoger is.
Door het veranderen van de ruimtelijke structuur past het
substraat niet meer op het enzymen werkt het enzym niet
meer.
substraat =sacharose
enzym = sacharase
b.Er worden steeds nieuwe enzymen bij gemaakt.
c.bewaren bij een lage T
d.Een enzym wordt gemaakt op het moment dat de cel dat
enzym nodig heeft. Daarna gaat het enzym kapot. Als dat
niet zo zou zijn, zouden de reacties voortdurend
plaatsvinden.
Er vinden nu alleen reacties plaats als die nodig
zijn.
of omgezet substraat per tijd
.
5.
Structuureiwitten
pezen waarmee de spieren aan de botten vastzitten.
Ze dienen vooral ter bescherming van het organisme.
6.
Biotechnologie
maken van insuline door bacteriën
enzymen in wasmiddelen
Een gen van bijvoorbeeld een dier wordt in een bacterie
ingebouwd en dan gaat de bacterie het gewenste eiwit
maken.